Het doet vreemd aan om uitgerekend van diegene die sinds 1979 voor inburgeringsbeleid pleit, kritiek te vernemen aangaande de per 1 januari 1996 van kracht zijnde ‘inburgeringscontracten’ voor nieuwkomers.
Sociaal Bestek 2-1996
Inburgering, geen middel maar doel
David Pinto
Toch vind ik de uitwerking van het inburgeringsconcept gebrekkig.
Ten eerste is het verplichtend karakter eenzijdig. Er zijn sancties bedacht voor de afnemer (de nieuwkomer) maar niet voor de aanbieder (de gemeente).
Ten tweede. Slechts een deel van de populatie van nieuwkomers, zoals uitkeringsgerechtigden, wordt als doelgroep aangemerkt. Alle nieuwkomers van welk land en met welke achtergrond dan ook zouden aan een inburgeringsprogramma
onderworpen dienen te worden.
Ten derde. Nieuwkomers de Nederlandse taal, het reilen en zeilen van het nieuwe vaderland bijbrengen is maar een deel van het beoogde effect van participatie en acceptatie van de migrant. Het andere deel is dat de ontvangende samenleving
eveneens geïnformeerd wordt over de eigenheid (normen en waarden) van de nieuwkomer. Het tweede deel, herburgering, is minstens net zo bevorderlijk voor de ontmoeting als het eerste deel. Twee fietsers die naar elkaar toe fietsen bereiken elkaar per slot van rekening sneller dan in het geval dat de een fietst en de ander staat te wachten.
Ten vierde. Ook hier geldt het adagium ‘overdaad schaadt’. Voortzetting van het oude landelijke allochtonenbeleid en daarbovenop een inburgeringsbeleid is te veel beleid. Een minderheden- dan wel allochtonenbeleid was nodig en wellicht
nuttig zolang men nog twijfelde over de vraag of Nederland wel of geen immigratieland was. Het migratiesaldo door gezinshereniging en gezinsvorming, de aantallen vluchtelingen en asielzoekers laten geen twijfel meer bestaan dat ook
Nederland wel degelijk een immigratieland is. In dit geval dient het verouderde allochtonenbeleid plaats te maken voor een integratiebeleid dat niet meer behelst dan inburgering èn herburgering.
Voor alle andere kwesties dient men ingezetenen van buitenlandse komaf als ieder andere burger te behandelen, de sterken
en de zwakken, de zelfstandigen en de hulpbehoevenden. Het is juist dat noch inburgering, noch herburgering hèt middel is voor (arbeids)participatie. Tal van factoren spelen een voorname rol bij de vraag of men wel of niet aan een (betaalde) arbeidsplaats kan komen bij de steeds grotere concurrentie. Geen enkel scholings- of trainingsprogramma kan inspelen op alle bepalende factoren. Inburgering en herburgering dienen echter niet als middel te worden gezien, maar als doel op zich. Wil men met elkaar kunnen communiceren, streeft men naar wederzijds begrip en acceptatie, dan is een dergelijke tweezijdige scholing een must. Ook als blijkt dat deze scholing niet direct tot (betaald) werk leidt.
Dit geheel is geen conventioneel pleidooi. Maar vernieuwing van vastgeroeste instrumenten en oud bewandelde paden,
vereist een onconventionele en onorthodoxe aanpak. En de tijd lijkt rijper ervoor dan enkele jaren terug.
Wie had gedacht dat de Nederlandse overheid nu reeds haar subsidie aan het Nederlandse Centrum Buitenlanders (NCB) zou stopzetten? Wie wilde geloven dat de staatssecretaris van Onderwijs in 1995 met een pleidooi zou komen om de lessen Onderwijs in Eigen Taal en Cultuur (OETC) buiten schooltijd te houden en dat de meerderheid van de Tweede Kamer haar hierin zou volgen?
Dat het zo lang duurt alvorens dergelijke noodzakelijke maatregelen worden getroffen, heeft niet alleen te maken met de landsaard die zich kenmerkt door ‘geen gevoel voor urgentie’. Het heeft eveneens te maken met de vaak verlammende werking van de overdreven hang naar consensus, het Lubberiaanse Syndroom. En dit is weer terug te voeren naar het gegeven dat men in Nederland in de regel doodsbenauwd is voor situaties en personen die mogelijkerwijs een conflict zouden kunnen veroorzaken.
Geheel conform de vanaf de 1ge eeuw tot midden jaren veertig van onze eeuw heersende zgn. traditionele conflicttheode. Slechts langzaam dringt hier en daar het besef door van de meerwaarde en de noodzaak van de in de literatuur beschreven interactionistische conflicttheorie. Deze houdt, in het kort, het volgende in.
Conflicten zijn zonder meer normaal en oppositie werkt meestal positief. Conflicten brengen verandering op gang. Irritaties worden bespreekbaar. Hierdoor ontstaat meer wederzijds begrip. Er komen nieuwe regels en grenzen. Een uitstekend
recept eigenlijk voor een steeds pluriformer wordende samenleving als de Nederlandse. Wil men haast maken met het
gevoel te bevorderen dat migranten als volwaardige medeburgers dienen te worden beschouwd over de hele linie, dan
dient ieder specifiek categoraal beleid te worden afgeschaft, ook wanneer dat conflicten tot gevolg heeft. Het belang van de
maatregel voor de totale samenleving, zeker op lange termijn, rechtvaardigt het.
De dan vrijkomende gelden, energie en menskracht kunnen effectiever ingezet worden om de migranten en de ontvangende samenleving met de juiste instrumenten toe te rusten om werkelijk elkaar als gelijkwaardigen te aanvaarden.
Dr. David Pinto is algemeen directeur van het Inter-Cultureel Instituut (ICI) in Amsterdam.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!