Trouw 15-05-1998
Relletjes van jongeren in Amsterdam kunnen niet los gezien worden van een tekortschietend allochtonenbeleid. In plaats van aanpassen moeten migranten kunnen deelnemen aan de Nederlandse samenleving.

door DAVID PINTO

Migratie (waaronder asielbeleid) eist ook bij de (in)formatiebesprekingen een prominente plaats op. De cijfers met betrekking tot werkeloosheid, scholingsgraad (inclusief drop-outs) en jongerencriminaliteit onder migranten zijn immers alarmerend. Ook zien we een voortgaande stijging van het migratiesaldo. De laatste zes jaar, bijvoorbeeld, is het aantal allochtonen met 26 procent gestegen, eendere van dat percentage betreft overigens Marokkanen.

Hoe valt het falende allochtonenbeleid te rijmen met de grote sommen geld, de grote inzet van velen en de talrijke rapporten die al vele jaren hieraan besteed zijn? Telkenmale worden slechts bekende en vertrouwde paden bewandeld voor dit vraagstuk, wellicht de grootste uitdaging van deze tijd. De ‘decisionmakers’ zijn in de regel geen lid van de bevolkingsgroepen om wie het gaat. Het doet denken aan de culinaire verslaggever die een bespreking wijdt aan gekookte artisjokken terwijl hij niet weet hoe je die moet eten (wel of niet pellen, de blaadjes opeten of weggooien).

Door onbekendheid met de doelgroepen schrijven politici hun eigen normen en waarden toe aan de mensen die zij willen wensen bereiken. Telkens weer worden door de overheid uitsluitend gelijkgestemden geraadpleegd en ingezet voor de nodige oplossingen: het beste recept om de geringste vernieuwing niet toe te laten.

Eén algemeen migratiebeleid is niet toereikend voor de diversiteit van de populatie waar het om gaat: jong of oud; analfabeet of academicus; man of vrouw; uit het platteland of de grote stad; uit Azië of Afrika; uit Somalië of Ghana, enzovoorts.
Die groepsbenadering doet geen recht aan de uniciteit van het individu en is alleen al daarom alleen al gedoemd te mislukken. Het beleid dient daarom te worden afgestemd slechts op datgene wat gemeenschappelijk is voor alle categorieën migranten, en dat is het gegeven dat men als nieuwkomer in Nederland is toegelaten, met de gevolgen daarvan voor de betrokkene en voor de ontvangende samenleving. Als gevolg van die groepsbenadering gaat de discussie echter alleen over integratie en aanpassing. Zelfredzaamheid en individuele ontplooiing staan hier haaks op. Wie heeft zich ooit bekommerd over de vraag of Chinese restauranthouders zich hebben geïntegreerd? De eerste generatie sprak niet eens Nederlands, maar heeft zichzelf altijd goed kunnen onderhouden. Dat is ook wat de Fransen bedoelen bij hun klacht over hun buitenlanders als ze zeggen: vroeger spraken zij geen Frans maar ze werkten wel. Nu spreken ze wel Frans maar ze werken niet.

Zelfredzaamheid wordt alleen bereikt bij volwaardige sociale en economische participatie. Lukt dit de burger, dan zal niemand zich bekommeren over de vraag wat die burger in zijn privésfeer doet; uiteraard binnen de grenzen van de alhier geldende wettelijke regels. Wat dit laatste aangaat kunnen wij zelfs verder gaan dan integratie en aanpassing te verwachten, Iedereen dient zich gewoonweg te houden aan de wettelijke voorschriften.

Is het een burger niet gelukt de sociale en economische participatie te realiseren, dan is dat een individuele aangelegenheid. Niet iedere migrant is immers hulpbehoevend, zielig of een probleemgeval. Hulp en bijstand dienen daarom niet groepsgewijs maar individueel verleend te worden, zonder onderscheid tussen de diverse burgers.

Inburgering Volgens internationale afspraken en om humanitaire redenen worden buitenlanders toegelaten in het kader van gezinshereniging en gezinsvorming, naast asielzoekers en vluchtelingen.
Dit moeten wij zo houden. Maar de huidige incompetentie van de Immigratie- en Naturalisatie Dienst, met langdurige beoordelingstermijnen van asielaanvragen, veroorzaakt een grote toestroom in de illegaliteit. Snelle beslissingen kunnen deze indammen.

Ieder toegelaten migrant dient in de gelegenheid te worden gesteld onderricht te krijgen in taal, maatschappelijke oriëntatie en voorbereiding voor arbeidsparticipatie. De huidige inburgeringscontracten blijken niet te voldoen. Een drastische bijstelling van vorm en inhoud dient, na een gedegen evaluatie van het feilen, te volgen. De doelgroep van nieuwkomers dient te worden uitgebreid, ook met de mannen en vooral de vrouwen die vele jaren hier verblijven en nog
altijd geen Nederlands spreken.

Goed onderwijs, dat de kansen op participatie verhoogt, wordt bemoeilijkt bij onvoldoende taalbeheersing. Extra aandacht zal juist aan het Nederlands moeten worden besteed. Het aantal drop-outs neemt toe bij het sluipenderwijs steeds meer achterlopen in leerprogramma’s. Uit een landelijke steekproef bleek vorig jaar dat bijna drie kwart van een de Marokkanen tussen de 15 en 24 jaar geen opleiding na de basisschool heeft afgemaakt. Van de werkenden met alleen basisonderwijs is bijna de helft allochtoon, van de werklozen in dezelfde categorie bijna drie kwart, meldt het rapport ‘De beklemde stad’ van het Sociaal Cultureel Planbureau. Is dat op zichzelf al zorgwekkend, daarbij komt nog dat de tweede generatie migranten weinig belangstelling lijkt te hebben voorde bouw, het wegenonderhoud en het transport. Juist in deze sectoren is een groot tekort aan arbeidskrachten.

Minstens zo zorgwekkend is het verschijnsel van de ‘indirecte loondiscriminatie’, het verrichten van werk op een lager functieniveau dan de opleiding en daardoor minder verdienen. Hier is sprake van onderbenutting, terwijl toch zoveel werkterreinen voor allochtonen nog onontgonnen zijn, zoals Informatietechnologie (IT) en de dienstensectoren.

Discriminatie uit zich op verschillende manieren. Eerder door onbekendheid (‘onbekend maakt onbemind’) dan door racisme zien we uitsluitingsmechanismen. Een enkel voorbeeld: nog steeds is men in de Lage Landen doodsbenauwd voor conflict. Maar vele nieuwkomers gaan er van uit dat een conflict, mits goed gehanteerd, nuttig kan zijn voor de ontdekking van elkaars mogelijkheden, beperkingen en grenzen. Een ‘conflictueuze opstelling’ wordt met gedrevenheid of uitbundigheid en ander ‘extravert gedrag’ gezien als bewijs dat sollicitanten ‘uit warme streken inderdaad ‘niet in het team passen’.

Hier valt eenvoudigweg wat aan te doen, door de migrant en de autochtone burger over elkaars eigenheden en normen te informeren. Onbegrip kan onnodige en onbedoeld nare situaties veroorzaken. Hiernaast blijft krachtige bestrijding van racisme onverkort nodig.

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze website gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.